Trouw, 19 augustus 2015
Het voortgezet onderwijs stond rondom het jaar 2005 in het teken van het studiehuis als
uitvloeisel van het nieuwe leren. Leerlingen in de bovenbouw werden zelfstandig genoeg geacht zelf uit te zoeken wat te leren. In plaats van lesgeven, zou het coachen van leerlingen de hoofdtaak worden van docenten.
We horen weinig meer van dat nieuwe leren en het studiehuis. En dat is goed te begrijpen. Is het voor volwassenen al moeilijk een antwoord te vinden op de vraag “wat wil ik eigenlijk”, dan geldt dat al helemaal voor de 16-jarige met onvolgroeide hersens, met hormonen die door zijn lichaam gieren en die zijn focus elk moment van de dag verliest door ipad, Facebook en mobiele telefoon.
Het blijft een ongelooflijk verhaal dat slechts een handvol onderwijskundigen ooit de gehele beslissende bovenlaag van het voortgezet onderwijs heeft weten te overtuigen om het onderwijs te modelleren volgens dit nieuwe leren.
Competentiejungle
In 2009 werd het gehele MBO-onderwijs ingericht volgens het concept ‘competentiegericht onderwijs’. Elk vak in het MBO werd opgeknipt in bekwaamheidseisen om een beroep uit te oefenen. Onder elke competentie formuleerde de onderwijskundige met gemak vele subcompetenties. Elke student werd geacht door deze competentiejungle zijn weg te vinden. Voor een vakdocent die weet dat vakmanschap niet op te knippen is, was dit een ware ramp. Menig docent verging het plezier om dagelijks lijsten, geschreven in onnavolgbaar onderwijskundig jargon, bij te houden en af te vinken. En ook hier horen we er niets meer van. En dat is goed te begrijpen. Als docenten en leerlingen er geen touw meer aan vast kunnen knopen, stopt het vanzelf. Anno nu wordt alle heil verwacht van “opbrengstgericht onderwijs”. Onderwijsadviseurs maken het weer groot en ingewikkeld waardoor scholen denken dat het zonder hen niet zal lukken dit concept in praktijk te brengen.
In het HBO vult elke student zijn portfolio met allerlei bewijsstukken om aan te tonen dat hij het vereiste afstudeerniveau heeft gehaald. Ook hier loopt het door de nijvere inzet van de onderwijskundige professional volledig uit de hand. Door de ontelbare reflectieverslagen en rapportages die studenten dan maar aan te leveren hebben, levert dit portfolio’s op van gauw over de honderd pagina’s dik. Zelf heb ik ervaren dat ik voor mijn opleiding een leeswijzer voor de beoordelaars erbij moest leveren, want ik moest begrijpen dat ze niet alles konden lezen. In de normale wereld zou dit het sein zijn de omvang te beperken.
Zielloos
De voorbeelden laten zien dat op de onderwijskundige professional geen rem zit. En dat onderwijsvernieuwingen concept-gedreven zijn en zich niet laten sturen door bevindingen uit de praktijk. Ook niet door kritisch en gefundeerd wetenschappelijk onderzoek. Dit laatste is er niet. De atomistische en daardoor zielloze wetenschap onderwijskunde, dat zich gespecialiseerd heeft in het stukknippen van alles wat heel is, heeft geen body of knowledge dat bestand is tegen hypes. Filosofen zoals Ad Verbrugge en Joke Hermsen laten af en toe een tegengeluid horen.
Bij geen echte tegenwind is er maar een remedie utopische moerassen te voorkomen en de ongeremde onderwijskundige bureaucratie te stoppen. En dat is minimalisering van onderwijskundige stafdiensten en beperkt gebruik van externe onderwijsadviseurs. De onderwijskundigen zullen daardoor handen tekort komen hun werk te doen. En dat is nou ook precies de bedoeling. Dat zal ze bewegen aan de echte onderwijs mensen te vragen wat zij voor hen zouden kunnen betekenen. Continu hinderen wordt dan in een keer, helpen. Deze maatregel zal het vakmanschap van docenten en vakdocenten veilig stellen. Leerlingen en studenten zullen er baat bij hebben.
Marc Oskam is docent wiskunde op het Pieter Nieuwland College te Amsterdam en auteur van het boek Venijn in de start
Er steekt o.i veel waarheid in het opiniestuk van Marc Oskamp in Trouw (zie bijlage We schreven zelf al in Onderwijskrant e.d. veel bijdragen in dezelfde trant.. Er zijn al te veel (veelal ook universitaire)’ pedagoochelaars’ die tegelijk veel invloed hebben op het onderwijsbeleid, de gevierde sprekers zijn op onderwijsstudiedagen, enz.
We vinden het wel jammer dat Oskamp verwarring sticht door de algemene term ‘onderwijskundigen’ te hanteren en zo de indruk te wekken dat alle onderwijskundigen/pedagogen een slechte invloed hebben/hadden op het onderwijs We zijn zelf pedagoog/lerarenopleider en denken dat we via ons lesgeven en onze publicaties.over leren lezen, rekenen…, directe instructie … de kwaliteit van het onderwijs positief beïnvloed(d)en.
Wij richt(t)en onze kritiek niet op dé onderwijskundigen of dé pedagogen in het algemeen, maar op wat we de “pedagoochelaars’ of iets dergelijks noemen (in het Frans vaak als pédagogistes aangeduid). Dit zijn dan wel vaak professoren met een pedagogische/didactische opdracht aan de universiteiten of onderwijs-onderzoekers. Het gaat hier niet enkel om onderwijskundigen, maar evenzeer om taalkundigen die verantwoordelijk zijn voor de uitholling van de taalvakken, egalitaire sociologen, wiskundigen die pleit(ten) voor constructivistische wiskunde zoals de Freudenthal-wiskunde … We hebben ook veel moeite met onderwijsbegeleiders,
Besten, naar aanleiding van de reactie van Paul Kirschner (http://onderzoekonderwijs.net/2015/08/20/reactie-op-de-onderwijskundige-moet-worden-gestopt/#comment-3653) heb ik aldaar het volgende gemeld. Ik vind deze bijdragen aan het onderwijsdebat werkelijk verbijsterend.
Tja, laat ik nou drie jaar met veel plezier als onderwijskundige gewerkt hebben met minstens twintig mbo-teams aan … competentiegericht onderwijs. Aangezien ik zelf in vmbo en mbo gewerkt heb, weet ik natuurlijk wel waar ik het dan over heb. Ik vind die generalisaties over cgo en onderwijskundigen eerder bij GeenStijl thuishoren dan bij serieuze betrokkenen. Ik vraag me ook altijd af hoe men in het bedrijfsleven zou reageren op dit soort over één kam scheren van deskundigen en charlatans: de laatsten vallen snel genoeg door de mand, de eersten zijn absoluut noodzakelijk voor zinvolle innovatie.
Inmiddels ben ik, met weer veel plezier, al weer bijna zeven jaar als docent in het hbo aan het werk en op onze school, Stoas Wageningen, wordt voornamelijk competentiegericht gewerkt en ‘toch’ zijn de resultaten goed en de meeste medewerkers en studenten tevreden.
Deze noodzakelijke nuance vanuit de praktijk breng ik maar weer ‘s aan.
Wat een goedkope manier om onderwijskundigen op deze manier af te serveren als groep. Het lijkt wel discriminatie. Er zijn genoeg onderwijskundigen die met kennis van de praktijk en ook in diezelfde praktijk een uitermate zinvolle bijdrage leveren aan het onderwijs. Ik deel wel met Marc Oskam dat er teveel van boven wordt opgelegd maar dat ligt meer aan ministers en staatsecretarissen die zo nodig hun stempel willen drukken op het onderwijs. En dat terwijl de echte expertise in het onderwijs zelf zit. Ik ben zelf een grote fan van de sfeer van vertrouwen die heerst in het Finse onderwijs terwijl in het Nederlandse onderwijs een sfeer van wantrouwen overheerst. En ja er zijn veel zaken aan te merken op bovenstaande maar het schoot me even in het verkeerde keelgat dat een groep onderwijskundigen en ook de wetenschapstak wordt als nutteloos. Dan moet Marc maar eens echt kennis nemen van goed onderwijskundig onderzoek dat wel degelijk bestaat.
Prima analyse.
En het inmiddels tot een ongewenste uitwas gegroeide VMBO en MBO hadden nooit als zodanig opgetuigd mogen worden. Onze kinderen zijn verworden tot een verdienmodel voor die scholen en het ministerie om de baantjes te behouden. En zolang de belastingbetaler het systeem financiert zal er niets veranderen.
VMBOers worden bij voorbaat geselecteerd op het maximale verdienmodel voor dat MBO. Ondanks al dat mooie theoretische geleuter waar niks van terecht komt in de praktijk.
http://www.komp-u-ter-hulp.nl/VMBO%20b-kl-gl-tl/Te%20lange%20leerweg.htm